Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Mensenkind! zeg tot den [1]vorst van Tyrus: Zo [2]zegt de Heere HEERE: Omdat uw hart zich verheft en zegt: Ik ben [3]God, ik zit in Godes [4]stoel, in het [5]hart der zeeen! daar gij een mens en geen God zijt, [6]stelt gij nochtans uw hart, als Gods hart. 1. Versta, den koning, gelijk onder vs.12, en zie 1 Sam.6:21; 2 Kon.20:5. 2. Of, gij gezegd hebt, of zegt; te weten bij uzelven, dat is denkt, maakt u wijs. 3. U toeeigenende de wijsheid, macht en majesteit, die den enigen waren God alleen toekomt. 4. Als in een hemelrijk, waar mij geen vijand kon deren, noch enige heerlijkheid ontbreekt. 5. Zie boven hfdst.27 vs.4; alzo vs.8. 6. Gij vergelijkt u met wijsheid, enz. met God.